5-10-2015, verslag “geschiedenisonderwijs en erfgoededucatie” door werkgroep Monument Gastarbeider (Afrikaanderplein) en werkgroep Slavernijmonument GVGT

Verslag workshop “geschiedenisonderwijs en erfgoededucatie” 5 oktober 2015

Dagvoorzitter Karima Bouchtaoui heet aanwezigen welkom. Initiatiefnemers Omer Hunkar Ilik (Vereniging DSB, tevens gastheer) en Harlow Brammerloo (St GVGT) benoemen de reden voor deze workshop: voor zowel de periode van “de gastarbeiders” als de periode van “slavernij en kolonialisme” geldt, dat die tijd niet vergeten mag worden. Om het heden te kunnen begrijpen, móet je kennis hebben van de geschiedenis. Deze workshop is een kennismaking tussen professionals, historici en onderwijs-mensen, en particulier initiatief dat zich inzet voor een meer diverse geschiedenisbeleving.

Omdat wethouder onderwijs Hugo de Jonge zich wegens drukte heeft verontschuldigd, geeft raadslid Nourdin El Ouali een toelichting op de motie “gedeeld verleden gezamenlijke toekomst”. De motie is erop gericht om een duidelijk probleem te helpen oplossen, namelijk dat informatie over de geschiedenis van diverse Rotterdammers niet te vinden is. Wanneer je als stad wil toewerken naar een gemeenschappelijke identiteit, dan moet je ervoor zorgen dat alle geschiedenissen bekend zijn, maar helaas zijn sommige geschiedenissen onderbelicht zoals die van de gastarbeiders tijdens de wederopbouw, de koloniale tijd en de slavernij. El Ouali waardeert dat groepen Rotterdammers zich een beetje strijdbaar opstellen richting de politiek en aandacht vragen voor de geschiedenis.

BLOK 1
Vertrekpunt van dit blok is de behoefte aan ‘verhaal’. Het Keti Koti festival is een voorbeeld van een evenement, dat wordt georganiseerd als een manier om geschiedenis door te vertellen. Kern is herkenning binnen de gemeenschap, de aansluiting bij tradities, en die vormen de basis voor het doorgeven aan de jongere generaties (binnen de gemeenschap) en naar andere stadgenoten.

Hoe spreek je met jongeren? Hoe betrek je jongeren, in deze multiculturele stad, bij de diverse geschiedenissen? De ouderwetse manier om “van boven af” een verhaal af te draaien en op te leggen, werkt dat nog? Moet je niet een andere methode hanteren? De taal van de jongeren spreken?

De behoefte aan “verhaal” mag niet worden onderschat (door de beleidmakers, de overheid). Neem de 1e generatie Indiegangers als voorbeeld: zij mochten hun verhaal niet vertellen, het kwam niet uit… , zij moest zwijgen, hun verhaal werd niet gehoord, lange tijd. De mentale schade die dit heeft veroorzaakt, “geknaag”, is onvoorstelbaar. Nu kun je zien, decennia later, dat de 3e generatie een enorme informatiebehoefte heeft. De jongere generatie is de vragende partij.

Mensen die zich actief inzetten om verhalen te vertellen bijv over Tweede Wereldoorlog, hebben dikwijls te maken met de situatie dat scholen zeggen geen tijd te hebben. De toegankelijkheid van het onderwijs is een issue hier. Zie Blok 2.

Omdat er vroeger, lange tijd, is gezwegen over deze moeilijke geschiedenissen, zijn er weinig getuigenissen. Het project spoorzoekers (landelijk) haakt in op dit probleem. Er is een tekort aan verhalen. Het project houdt in dat leerlingen van VO ouderen gaan interviewen en deze interviews worden bewaard in de archieven. Stadsarchief en Erasmiaans hebben dit in Rotterdam gedaan. Soortgelijke projecten zijn ook uitgevoerd door in opdracht van streekarchief interviews te gaan houden met 2e en 3e generatie gastarbeiders, om zodoende op zoek te gaan naar de verborgen verhalen, getuigenissen.

Herdenken heeft als doel mensen bewust maken van een bepaalde geschiedenis, mensen helpen om begrip te tonen voor de geschiedenis van stadgenoten. Eind deze maand wordt in Rotterdam een Indië-monument onthuld. In 2013 het slavernijmonument, en ook het monument voor de gastarbeider. Een herdenking, en een monument, dit betekent ongelooflijk veel voor de gemeenschap, want het is een “statement” in de publieke ruimte, het voelt als een erkenning. Het past helemaal in de strategie “doorbreek de stilte” zoals verwoord door Unesco-expert Dr Moussa Iye die in Rotterdam was.

Wat is de rol van de overheid bij herdenken? Enerzijds is de faciliterende rol van de overheid erg belangrijk. Zonder de steun van de overheid, dwz de aanwezigheid van hoogwaardigheidsbekleders, stelt een herdenking weinig voor. Anderzijds heeft de overheid ook een eigen agenda, met als voorbeeld de herdenking van het koninkrijk, waar de gewone burger misschien weinig gevoel bij heeft.

Herdenken gaat ook over het onderzoeken van de historische feiten. Soms komen we erachter dat we erg weinig weten. Wat is er precies gebeurd? Hoe is het precies gegaan? Wat waren de feiten? Bij de kleine kring van historici zijn de feiten wel bekend, maar die kennis bereikt de gewone man moeilijk. Een documentaire via de televisie kan enorm veel betekenen. Dit roept de vraag op: wie bepalen de programma’s en onderzoeksbudgetten voor documentaires bij de publieke omroepen? De indruk bestaat dat er een verband bestaat tussen de (geringe) diversiteit van de beslissers op die plekken, en de keuze om aan bepaalde onderwerpen die pijnlijk zijn voor het historisch zelfbeeld van de Nederlanders minder belang te hechten en dus geen onderzoeksbudget te besteden. De maatschappelijke rol van de EUR wordt in één adem genoemd: er zou meer onderzoek moeten worden besteed.

Welke voorbeelden, van andere landen, zijn leerzaam voor Nederland, op het vlak van herdenken? Genoemd worden Jamaica en Martinique, twee Caraibische landen waar een stevig discours wordt gevoerd met de voormalige koloniale overheersers resp. Engeland en Frankrijk. Genoemd wordt Duitsland waar veel moeite is gedaan om de geschiedenis van de holocaust op een respectvolle en leerzame/zichtbare manier te beleven.

Zendelingenwerk. Dat is de realiteit voor degenen die zich actief inzetten voor het bepleiten van meer erkenning van de verborgen verhalen.

Stef Scagliola rondt Blok 1 af met een reflectie:
– goed nieuws, er is veel materiaal al ontwikkeld over verborgen geschiedenissen, ga dus niet opnieuw het wiel uitvinden en geld besteden aan nieuwe methodes enz. Voorbeelden “geschiedenis op maat” en “Rotterdam Was” (is door 30 scholen gebruikt).
– denk aan de gebruikers, voor wie doen we dit? Bij het uitdenken van projecten is het belangrijk dat de docenten op school worden ontlast.
– denk, bij het bepleiten van een specifieke geschiedenis, aan het grotere geheel. Probeer het eigen belang te formuleren als onderdeel van het grotere geheel. Voorbeelden, de discussies over het belang van / en de plek voor, het Indisch monument, het slavernijmonument: “waarom deze herdenking en waarom op deze plek?”
– bedenk, en deze boodschap is evenzeer gericht aan overheden, dat je een balans moet zoeken tussen enerzijds de “officiële” herdenkingen en geschiedenissen die op school worden onderwezen en publiekelijk worden herdacht, en anderzijds de geschiedenissen die thuis worden verteld door (groot)ouders aan de kinderen.
– een tip, als je méér onderzoek wil zien gebeuren, probeer dan eens te kijken of je sponsors kunt krijgen voor het stimuleren van meerjarig onderzoek door masterstudenten geschiedenis.
– maatschappelijke organisaties zijn onmisbaar voor het bevorderen van openheid en onderzoek naar pijnlijke geschiedenissen; bedenk dat de zachte en de activistische strategieën elkaar niet uitsluiten maar juist aanvullen; bedenk dat je voor een duurzame positie in dat maatschappelijke debat open moet staan voor het benoemen van problemen en gevoelige thema’s die ‘de andere partij’ (media) kan benoemen over jouw eigen gemeenschap.

BLOK 2
Vertrekpunt in dit blok is de professional, werkzaam in het onderwijs of een culturele instelling. Voor een schooldirecteur zijn er drie realiteiten:
– de belangrijkste is dat de kerndoelen leidend zijn voor het functioneren van de school als geheel; de hele organisatie is erop gericht om die kerndoelen te realiseren; en dit vraagt voor onderbouw en bovenbouw (en profielen) een eigen aanpak. Uiteraard zit geschiedenis al in bepaalde kerndoelen; deze materie is misschien te complex voor deze workshop.
– docenten die enthousiast een bepaald project trekken zijn onmisbaar, maar het is extra.
– derde spoor is “Leren loont” van de gemeente, waarmee een extra programma wordt aangeboden; dit is een uitstekend kader voor het aanbieden van onderwijs over geschiedenis en burgerschap.

Randvoorwaarde is (ook al genoemd in blok 1) dat docenten met dergelijke extra activiteiten worden ontlast. Scholen kunnen hun wensen kenbaar maken via SLO en FOKOR. Inspraak is er ook voor andere partijen, bijvoorbeeld voor de invulling van Leren Loont en de leerlijn cultureel erfgoed.

Voor oudere klassen wordt er naast het ‘kerndoel’ programma (waar een bepaalde mate van “moeten” achter zit) door meerdere scholen gebruik gemaakt van de talking stick methode. Zodoende komt de onderwerpkeuze uit de groep jongeren zelf. En wordt de wijsheid van de jongeren zelf aangeboord. Maar… Docenten vinden het soms moeilijk om controversiele (actuele) onderwerpen aan te snijden in de klas. Bijv. Charlie Hebdo. Lerarenopleidingen kunnen wellicht een ondersteunende rol spelen om docenten op dit punt bij te staan.

Professionals moeten werken met twee werkelijkheden: de traagheid van bureaucratieën, en je persoonlijke visie en inzet. Waar we mee te maken hebben is globalisering: wat betekent dat voor organisaties en voor jezelf als professional? Organisaties hebben de neiging traag te reageren; dit is enerzijds verklaarbaar want een curriculum verander je niet op 1 dag; anderzijds is het een raadsel waarom instituties wel graag “internationaal” willen zijn maar geen rekenschap willen geven aan de erfenis van Nederlanders in die internationale arena (gastarbeiders, kolonialisme, slavernij, Indie). UNESCO biedt onderwijsinstituties een prima kapstok om mee te werken in het curriculum. Ook de EUR zou nadrukkelijker haar maatschappelijke rol moeten zoeken in de stad.

Het vak ‘geschiedenis’ moeten we op een andere manier benaderen. Kinderen/ jongeren hebben niet zoveel met ‘geschiedenis’, maar zij staan zeer zeker open voor thema’s uit hun leefwereld. Methodes zoals de talking stick kunnen helpen om ingewikkelde thema’s die te maken hebben met geloof, recht, migratie, vluchtelingen enz te bespreken in de klas.

Essentieel is dat de school als institutie goed bewaakt, dat je een afspiegeling bent van de samenleving om je heen, in & voor de klas.

De reflectie ter afronding van Blok 2 is helaas vanwege de tijdsdruk zeer kort. Anne Marie Backes geeft de zaal terug dat er terecht veel is gesproken over het agenderen van verborgen verhalen, verborgen waarheden als behoefte, of maatschappelijke opdracht. Ze bepleit daarnaast oog voor de waarheidsvinding als mentaliteit, als houding, en als methode, want die is de onderliggende opdracht voor iedereen die met dit onderwerp bezig is.

Ter afronding van deze workshop geeft Wim Reijnierse een eerste snelle conclusie:
– de thematiek van verborgen geschiedenissen leeft, zowel bij particulier initiatief als instellingen
– deze kennismaking is warm en vraagt duidelijk om een vervolg
– er is al veel materiaal waarmee we dan aan de slag kunnen gaan.