Hoe herdenk jij de afschaffing van de slavernij? – Lionel Martijn

Een persoonlijk verhaal over Keti Koti. Verscheen in 2013 in het boek “Hoe diep zit de pijn?” met interviews en foto’s van Sanne van der Most. Nog te bestellen voor €10,00 via info@ketikotirotterdam.nl

Lionel Martijn

‘Door mijn lichte kleur heb ik een enorme bewijsdrang naar beide groepen’

25 Lionel Martijn

 

‘Hoe ijverig je ook studeert,  hoe hard je ook werkt, hoe goed je je kinderen ook opvoedt, als afro-nazaat dring je niet makkelijk door tot het witte bolwerk. De ongelijkheid blijft. Het lastige is dat veel nazaten maar weinig hebben meegekregen van wat er exact is gebeurd.  Ze zijn vaak hier geboren in een gemeenschap waar ze eigenlijk niet thuishoren, maar ze weten niet waarom. Dan krijg je schizofrene mensen met gespleten persoonlijkheden. Daar zit vooral mijn pijn. Het emancipatieproces is nog lang niet klaar. Daarom is het zo ontzettend belangrijk om vieringen als Keti Koti levend te houden.’

‘Die gespleten persoonlijkheid slaat voor een deel ook op mij zelf. Ik kom uit een ‘gemengd bloed’ familie. De slavenhouder in Curaçao, waar ik geboren ben, heeft een kind verwekt bij een slaaf en dat waren mijn voorouders. Daardoor zijn sommigen in de familie ook zo licht en anderen iets bruiner. Hoe lichter hoe beter, zeggen ze in bepaalde kringen. Dat was in de slaventijd ook al zo. Als kind of geliefde van de slavenhouder hoefde je niet meer keihard op het land te werken maar kwam je als dienstbode in de huishouding terecht, waar je vaak misbruikt werd. Mijn beide overgrootvaders waren waarschijnlijk slavenhouders. Het is nooit helemaal uitgezocht maar het zou wel verklaren waarom ik zo licht ben en bij geen enkele groep ingedeeld kan worden. Door mijn lichte kleur heb ik een enorme bewijsdrang gekregen naar beide groepen toe. Zowel de blanken als de zwarten wantrouwden of discrimineerden mij. Toen ik politiek bestuurder was, zagen mijn landgenoten me vaak als spion, als overloper. Als kind had ik daar ook last van en maar weinig echte vriendjes. Soms werd ik zelfs macamba genoemd en gezien als indringer. Die gespletenheid heeft mijn karakter gevormd.’

‘Jongeren van vandaag de dag zitten met een soortgelijk dilemma. Ik zie daarbij wel een groot verschil tussen Surinaamse en Antilliaanse jongeren. Surinaamse jongeren zijn meer bewust met hun geschiedenis en achtergrond bezig. Antillianen hameren vooral op wat hen is aangedaan. Ze blijven iets meer in die slachtofferrol. En dan is het heel lastig om verder te gaan. Ze moeten bewust worden dat respect niet iets is wat je krijgt door met je vingers te knippen. Je moet het verdienen en afdwingen. En als je weet wat je afkomst is, dan wordt het een stuk makkelijker om uit te vinden wie je bent.’

‘Excuses zijn er nooit ruimhartig geweest vanuit de Nederlandse regering. Financiële compensatie staat voor mij niet voorop maar het is wel een doekje voor het bloeden. Het lijkt mij echter ingewikkeld om vast te stellen wie wel en wie niet daarvoor in aanmerking komt. Nederland klopt zich zelf wel op de borst over de VOC mentaliteit en eist andersom van de hele wereld excuses als er wat is voorgevallen. Geef dan op zijn minst ook toe dat daar fouten zijn gemaakt. Pas dan kunnen we er met elkaar over praten en het samen afsluiten.’