Keti Koti Lecture door Leo Balai

(Foto Stacii Samidin/ CBK)

 

KETI KOTI LECTURE Rotterdam 28 juni 2017

(Transcript: met dank aan Maria Luce Sijpenhof)

Introductie door Harlow Brammerloo: Mag ik u allen van harte welkom heten op deze lecture. Vanmiddag hebben wij de 5e lecture, begonnen in 2013 rondom de oprichting van het slavernijmonument. Toen ik hierheen reed, dacht ik: we hebben iets te vieren. Los van het feit dat wij u een heel mooi programma aanbieden, hebben wij te vieren dat dit voor de 5e keer gebeurt. Deze lecture komt tot stand door samenwerking met een aantal samenwerkende organisaties, naast Gedeeld Verleden Gezamenlijke Toekomst, zijn dat Radar, DonaDaria, Gemeente Rotterdam, Hogeschool Rotterdam en Keti Koti Connect. Wij zijn te gast in de Burgerzaal, een van de mooiste zalen in de stad. Wij danken het gemeentebestuur voor dit aanbod. (Kort welkomstwoord Sabine Wigmans namens de Gemeente Rotterdam). Het programma van vanmiddag. Het eerste gedeelte: Dr. Leo Balai. In het tweede deel zal Malique Mohamud het gesprek leiden, dat we samen met elkaar gaan voeren. Op basis van de wijze woorden die wij straks te horen krijgen van Dr. Balai gaan we met elkaar in gesprek. Aan het einde hebben wij een terugkoppeling van de wijze dingen die u allemaal gedeeld heeft en we sluiten af met een borrel, aangeboden door het gemeentebestuur. Maar voordat wij hier komen, zou ik u willen vragen, om allen op te staan voor twee minuten stilte.

(…)

BURGERSCHAP

Zoals ik eerder zei, is vanmiddag onze vijfde lecture. Vorig jaar, ging onze lecture over hoe het onderwijs omgaat met het Nederlands slavernijverleden. Juist omdat het onderwijs een van de manieren is om jonge generaties de juiste bagage mee te geven voor hun leven, als volwassenen in deze samenleving. Dit jaar, begon de voorbereiding met het thema burgerschap. Burgerschap vullen we met elkaar op diverse manieren in. Sommige mensen relateren het aan de gemeenteraadsverkiezingen of de landelijke verkiezingen. Nee mensen, burgerschap is veel meer dan dat. Burgerschap is de manier waarop we met elkaar omgaan, elkaar aanspreken, samen dingen doen. Of het op straat is, of het letten op elkaars kinderen, de politie inschakelen, kortom: burgerschap heeft vele dimensies. In de speech van Dr. Balai zullen elementen van burgerschap aan de orde komen, maar dat laat ik aan hem en u over.

Wie is Leo Balai? Voor ons geen onbekende. Leo was in de jaren 90 werkzaam bij het Landelijk Bureau Racismebestrijding, LBR en hij werkte mee aan talloze publicaties om racisme en discriminatie te analyseren en tegen te gaan. Rond de eeuwwisseling was hij werkzaam in Rotterdam als secretaris van de Stedelijke Adviescommissie Multiculturele Stad. Daarna, ondernam hij een grote sprong in zijn leven en begon met een ambitieus project en promoveerde als historicus bij de Universiteit van Amsterdam en zijn proefschrift is in boekvorm uitgekomen. Het ging over het slavenschip Leusden. Een baanbrekend onderzoek op het gebied van de maritieme slavernijgeschiedenis. Het scheepvaartmuseum maakte hierover een tentoonstelling. In 2013, schreef hij een tweede historisch boek: ‘De geschiedenis van de Amsterdamse slavenhandel’. We kennen Leo als een man met een zeer drukke agenda, hij reist stad en land af om lezingen te geven en met groepen in gesprek te gaan over het slavernijverleden. Een voorbeeld hiervan is de Rudolf van Lier lezing, lezing koloniale kennismarathon, etc. Hij weet als geen ander wat het slavernijverleden met mensen doet, dames en heren, mag ik u aankondigen: Dr. Leo Balai.

Dr. Leo Balai:

Dankjewel. Zoals in de aankondiging staat vermeld wil ik het vanmiddag hebben over herdenken, herinneren en een paar opmerkingen maken over de trans-Atlantische slavernij. Al jaren doe ik onderzoek naar de vraag hoe is het zo gekomen? Wat is er gebeurd? Wat hebben mensen meegemaakt? Het lijden van mensen, gevolgen voor de nakomelingen, dat zijn onderwerpen die mij erg aanspreken en waar ik elke dag mee bezig ben.

HERDENKEN

Er zijn in Nederland niet veel nationale herdenkingen. Dat wil zeggen: herdenkingen die een nationale uitstraling en betekenis hebben. Ik gebruik herdenken in de betekenis van: tijdens een plechtigheid een gebeurtenis uit het verleden in herinnering brengen zoals bijvoorbeeld de oorlogsslachtoffers van de Tweede Wereldoorlog.  En dan zien we dat de belangrijkste en bekendste herdenking in Nederland is: de 4 mei herdenking: de dodenherdenking. Herdenking van alle Nederlandse slachtoffers sinds de 2e wereldoorlog en daarna worden herdacht. Andere herdenkingen hebben ook betrekking op WO2 zoals: op 25 februari wordt de herdenking van de Februaristaking herdacht (op 25 en 26 februari 1941 – massale en openlijke protest tegen de Jodenvervolging in bezet Europa. Aanleiding van de staking waren de eerste razzia’s in Amsterdam waarbij honderden Joodse mannen opgepakt werden).  Op 14 mei zoals u weet de herdenking van het bombardement op Rotterdam.  Op 15 augustus de herdenking van het einde van de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië en capitulatie van Japan. De laatste herdenkingen zijn geen herdenkingen waar grote groepen mensen bij elkaar zijn, maar iedereen weet wel dat die herdenkingen er zijn. Bijvoorbeeld de Februaristaking herdenking, daar komen vaak duizenden mensen op af. Naast deze herdenkingen, hebben we de herdenking op 30 juni of 1 juli: de herdenking van de slavernij in de Nederlandse koloniën. En op 17 augustus is de Tula herdenking. Deze is vorig jaar gestart in Rotterdam en ik hoop dat het een traditie wordt, want het is belangrijk.

Bij al deze herdenkingen zijn er meestal een of meer bewindspersonen of leden van de regering of burgemeesters betrokken. Wat mij opvalt is het (grote) verschil in belangstelling vanuit de samenleving voor de verschillende soorten herdenkingen.  Je zou eigenlijk kunnen zeggen dat er sprake is van wij en zij herdenkingen.

WIJ-HERDENKING

De wij-herdenkingen, de inclusieve herdenkingen, zijn de herdenkingen waar de hele Nederlandse bevolking op de een of andere manier bij betrokken is of zich althans bij betrokken voelt. Het gevoel dat dit mij ook aangaat, zoals het bombardement in Rotterdam, wordt ook in Amsterdam door mensen herdacht. Er is als het ware nationale consensus dat wij met z’n allen deze gebeurtenissen moeten gedenken. Het zijn belangrijke momenten in onze geschiedenis die niet vergeten mogen worden. Het gaat dan om de Februaristaking, de Dodenherdenking, het bombardement op Rotterdam en de Indië herdenking. Wij – dus alle Nederlanders – voelen ons betrokken bij deze gebeurtenissen. Deze herdenkingen zijn ook belangrijk, omdat wij Nederlanders elkaar steunen in de verwerking van het leed dat ons (onze voorouders) is aangedaan.

ZIJ-HERDENKING

Anders is het met de herdenking van de slavernij. Dit noem ik een zij-herdenking, een exclusieve herdenking, namelijk een herdenking waarbij de opvatting is dat het niet ons allemaal als Nederlanders betreft. Zij – die andere Nederlanders, of zo u wil die Surinamers en Antillianen – herdenken iets uit hun verleden. En dat verleden – die slavernij dus – is in deze opvatting niet iets dat de Nederlandse bevolking als geheel aangaat. En dat is een opvatting die deels het gevolg is van te weinig kennis van deze periode waarin Nederland (of de Republiek was het toen) zich schuldig maakte aan de grootste misdaad tegen de menselijkheid.  Let wel: het gaat niet alleen om de witte Nederlanders, ook mensen uit andere etnische groepen voelen waarschijnlijk weinig affiniteit met de herdenking van de slavernij.

De opvatting dat de herdenking van de slavernij alleen de mensen betreft die nakomelingen zijn van de slachtoffers uit die periode, heeft voor een deel ook te maken met het verzwijgen van deze geschiedenis. Veel meer dan tot nu toe het geval is zal vooral in het onderwijs hier aandacht aan moeten worden besteed. Van belang is ook dat politici zich uitspreken over het belang van het herdenken van deze verschrikkelijke tijd. Een tijd die weleens omschreven is als: ‘(…) de wreedste, pijnlijkste en aan genocide grenzende schending van de mensenrechten uit de wereldgeschiedenis’.

Los van het wij – zij herdenken zien wij ook hoopgevende ontwikkelingen. Het feit dat er op verschillende plaatsen vormen van herdenking worden georganiseerd is belangrijk. Inmiddels zijn er 4 slavernijmonumenten in Nederland. Het Nationaal Monument Slavernijverleden (Amsterdam, 2002 opgericht), in 2003 werd er ook in Amsterdam een plaatselijk slavernijmonument opgericht, in Zeeland (Middelburg) in 2005 en het slavernijmonument in Rotterdam in 2013. Deze ontwikkeling geeft mij in elk geval de hoop en het vertrouwen dat er in de toekomst het besef zal zijn dat de herdenking van de slavernij niet alleen Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders aangaat, maar dat het een wij-herdenking zal moeten zijn.

HET COLLECTIEVE GEHEUGEN

Ik wil nu een paar opmerkingen maken over herinneren en wat men noemt: het collectieve geheugen.

In 1740 verging het VOC [Verenigde Oost Indische Compagnie] schip de Rooswijk. Het schip vertrok op 8 januari uit Texel en verging op 9 januari voor de kust van Engeland met een paar honderd schepelingen aan boord. Minister Bussemaker van Onderwijs heeft besloten geld vrij te maken om het wrak van dit schip (of de restanten daarvan) na meer dan 275 jaar te bergen. Ik weet niet of u ooit van de Rooswijk heeft gehoord, maar wat in dit verband belangrijk is, is de motivering van de minister om het wrak op te laten graven en daar 2 miljoen euro voor te reserveren. Ik citeer de minister:

“Steeds meer komt het besef dat deze sporen van ons maritiem verleden, voor velen onzichtbare resten op de zeebodem, een belangrijk deel zijn van onze identiteit. Scheepswrakken vertellen een verhaal. De twee eeuwen geschiedenis van de VOC maken deel uit van dat verhaal en ons collectieve geheugen,…”. (Historiek 18 april 2017).

Het gaat mij met name om het laatste. De opmerking van minister Bussemaker maakt duidelijk dat er zoiets is als een collectief geheugen. Geheugen heeft te maken met herinneren. Maar niet altijd hoeft dit een bewust herinneren te zijn. Er is natuurlijk een verschil tussen individueel geheugen en het collectieve geheugen als samenleving. Misschien hebben de meesten van ons nooit van het schip De Rooswijk gehoord, maar de VOC is een organisatie uit het Nederlandse koloniale verleden waar wij wel een voorstelling van hebben. Behalve degene die zich verdiept hebben in de geschiedenis van de VOC,  hebben weinigen echt kennis en inzicht in wat deze organisatie aan daden en misdaden heeft verricht. Maar wij zijn wel op de hoogte van het bestaan van de VOC en het belang van die organisatie voor Nederland toen, de Republiek toen; en daarom heeft de minister terecht opgemerkt dat die geschiedenis deel uitmaakt van ons collectieve geheugen.

HERINNEREN

Herinneren heeft alles te maken met ons collectieve geheugen als volk en wat wij als volk belangrijk vinden. Het gaat dan niet om het bewuste herinneren, dus bijvoorbeeld van een gebeurtenis die tijdens ons leven of kort geleden heeft plaatsgevonden. Bij collectief geheugen gaat het om de voorstelling die men heeft over het verleden of de interpretatie van gebeurtenissen uit dat verleden. Dit kan door middel van verhalen, boeken, films maar ook monumenten, kunst en plechtigheden of ceremonies.  Ik laat u een paar Rotterdamse monumenten zien die allemaal betrekking hebben op gebeurtenissen uit het verleden en die wij als samenleving belangrijk vinden om te bewaren in onze herinnering.  De monumenten zijn in sommige gevallen afbeeldingen van personen. Maar deze personen staan dan weer voor een belangrijke periode uit de Nederlandse geschiedenis. En worden dan ook gerekend tot ons collectief geheugen.

Toen u hier naartoe kwam bent u in elk geval bij de ingang van het stadhuis langs de 2 volgende beelden gelopen.

Hugo de Groot (1583-1645). Hugo de Groot is een wereldberoemde Rotterdammer; grondlegger van het internationaal zeerecht en oorlogsrecht. Het is iemand die wij niet als zodanig kennen, maar hij is wel deel van ons collectieve geheugen en daarom staat zijn standbeeld ook in deze stad.

Een ander beeld was van Johan van Oldenbarnevelt (1547 – 13 mei 1619). Hij is in Rotterdam pensionaris geweest. Op 13 mei 1619 is hij onthoofd in Den Haag. De beschuldiging was landverraad. Maar, het duurt te lang om uit te leggen dat het volgens mij geen landverraad was. Wel heeft hij een plek in ons collectief geheugen, want iedereen heeft weleens van Johan van Oldenbarnevelt gehoord.

Nog twee andere beelden in Rotterdam:

Erasmus (Grote kerkplein) Hij is geboren in Rotterdam, waarschijnlijk in 1466 (want hij wist niet precies wanneer hij geboren was). En in Bazel overleden in 1536. Alles ademt Erasmus in Rotterdam: de Erasmus Universiteit Rotterdam, het Erasmus MC;  Erasmiaans GymnasiumErasmusbrug. Rotterdammers kunnen niet zeggen: we hebben nooit van deze man gehoord. Hij is een deel van ons collectief geheugen. Hij is een belangrijke Nederlander, die onze geschiedenis mede vorm heeft gegeven.

Tenslotte laat ik een beeld zien van Piet Hein (hij staat op Piet Heynsplein in Delfshaven). Leefde van 1577-1629. Van Piet Hein is bekend dat hij de zilvervloot heeft veroverd van de Spanjaarden in Cuba, maar verder weten we niet zo veel van Piet Hein. Wat in de geschiedschrijving meestal wordt verzwegen is, dat hij in dienst was van de WIC. De WIC was een organisatie die zich op grote schaal met slavenhandel bezighield. Van Piet Hein weet men vooral dat hij de zilvervloot heeft veroverd en dat was een geweldige daad. Dat was het ook, maar de andere geschiedenis van Piet Hein wordt jammer genoeg meestal niet verteld.

Dit zijn allemaal beelden of monumenten die verwijzen naar personen die een belangrijke rol hebben gespeeld in de Nederlandse geschiedenis. Maar ook abstracte beelden kunnen ons helpen herinneringen op te roepen of te bewaren. De volgende Rotterdamse monumenten zijn daar voorbeelden van:

Het beeld van Zadkine (Verwoeste stad), gaat over het bombardement in Rotterdam. Dit beeld houdt de herinnering levendig van de verwoesting van de binnenstad van Rotterdam in 1945. Wat het beeld zegt, ook voor mensen buiten Rotterdam, dit beeld verwoord iets wat verschrikkelijk is geweest. We hebben het opgeslagen in ons collectief geheugen, zonder precies te weten wat er precies is gebeurd, maar we weten allemaal, daar is iets verschrikkelijks gebeurd.

En nu kom ik dichter bij ons onderwerp van vandaag, en dat is:

(Foto Max Dereta)

 

het Slavernijmonument in Delfshaven (2013). Het is ook een beeld dat zal uitgroeien naar een deel van ons collectieve geheugen, hopelijk. Iets wat voor veel mensen belangrijk was. Belangrijk in de zin: het heeft veel opgebracht, financieel, maar ook belangrijk in het opzicht dat het veel leed heeft veroorzaakt. Een ander beeld is het:

Nationaal Slavernijmonument (Oosterpark Amsterdam/ 2002).

De slavernijmonumenten roepen de herinnering op aan het slavernijverleden van Nederland. Deze monumenten zijn natuurlijk niet alleen bedoeld voor de nazaten van de slachtoffers van deze misdaad tegen de menselijkheid. Maar zoals ik aan het begin van mijn lezing zei lijkt het erop dat het hier om “zij monumenten” gaat; monumenten zonder nationale uitstraling. Het zijn de monumenten van die andere mensen, van die andere Nederlanders. En, zoals ik eerder betoogde, zonder dat het merendeel van de bevolking zich hierbij betrokken voelt. Ik hoop het niet, maar U zult dat waarschijnlijk merken op 30 juni.

Ook door middel van teksten en afbeeldingen wordt het collectieve geheugen gevoed; foto’s en tekeningen zijn daarbij erg leerzaam en helpen het verleden te memoreren. Een belangrijke periode uit de Nederlandse geschiedenis is de periode waarin de tegenhanger van de VOC, namelijk de West Indische Compagnie (WIC) een belangrijke rol speelde in het vergaren van rijkdom voor Nederland. Deze organisatie hield zich bezig met de handel in goud, ivoor en mensen. Het laatste, de slavenhandel, heeft de organisatie, en dus de Republiek (Nederland) veel profijt gebracht. De WIC was mede-eigenaar van Suriname en had tot 1738 het alleenrecht om Afrikaanse gevangenen in dat land af te leveren. Die mensen kwamen gelukkig ook in opstand. Met harde hand werden opstanden in de slavenkolonies zoals Suriname de kop ingedrukt. Tegen de vrijheidsstrijders, die toen weglopers en opstandelingen werden genoemd, werd zeer hard opgetreden. Gevangengenomen vrijheidsstrijders werden op verschrikkelijke manier, als voorbeeld en ter afschrikking, terechtgesteld.

STEDMAN’S TEKENINGEN COLLECTIEF GEHEUGEN?

John Stedman, die in opdracht van de Staten-Generaal naar Suriname was vertrokken om de opstandelingen te bestrijden, werd letterlijk ziek van het geweld dat tegen gevangen genomen strijders werd uitgeoefend. Hij maakte verschillende tekeningen, die een goed beeld geven van de manier waarop de slavenhouders vrijheidsstrijders behandelden. Deze beelden zouden ook deel moeten uitmaken van ons collectief geheugen, maar worden in geschiedenisboeken niet getoond. Ik heb dat in ieder geval niet meegemaakt. Ik ben zo vrij u een paar afbeeldingen te laten zien.  Het gaat over slavernij, het gaat over slavenhandel, dus het zijn geen prettige beelden. De afbeeldingen spreken voor zich.

(tekening van Stedman): Dit is een beeld van een vrijheidsstrijder die op een gegeven moment gevangen genomen werd, en aan een galg opgehangen werd. Bedacht door gouverneur De Cheusses (1728-1734 Gouverneur van Suriname). Hij was de eerste gouverneur die een zogenaamde wegloper executeerde door hem eerst een ijzeren haak door de ribben te laten slaan en hem daarna aan de galg op te hangen. Als je archiefonderzoek doet kom je stukken van De Cheusses tegen, die over de WIC schrijft dat hij nadat hij ze aan de galg ophing er ook nog een vuurtje onder stookte, zodat die mensen zo lang mogelijk zouden lijden en dit een afschrikking zou zijn voor de anderen.

U ziet hier een ander beeld van een vrouw die gestraft wordt met een gewicht, rond, lood met een ijzeren ketting aan haar beeld.

Het derde beeld dat u hier ziet is een afranseling van een tot slaaf gemaakte vrouw die waarschijnlijk haar werk niet wilde doen of geen ‘relatie’ met haar baas wilde. Maar op die manier gestraft werd.

Ik probeer hiermee duidelijk te maken dat onze herinnering als natie zeer selectief is. Ik denk dat het belangrijk is ook de minder fraaie kanten van onze geschiedenis te durven tonen en bespreekbaar te maken. Ook de nazaten van mensen die geleden hebben onder het Nederlandse koloniale verleden en de slavernij hebben er recht op dat dit deel van onze geschiedenis te kennen en dat het niet verzwegen wordt.

Ik wil nu een paar gedachten met u delen over hoe nu verder. Hoe gaat het samenleven met elkaar in deze maatschappij.

SAMENLEVEN

Een belangrijke ontwikkeling van de laatste decennia is, dat vele nakomelingen van diegenen die in slavernij in Nederlandse koloniën hebben moeten leven, nakomelingen van slaven, zich nu in dit land hebben gevestigd. Het gaat om de nazaten van diegenen die het slachtoffer waren van een van de grootste misdaden tegen de menselijkheid (dit is ook als zodanig door de VN uitgesproken). Ik blijf dat zeggen omdat men het zich niet goed lijkt te realiseren. Het lijkt ver weg, maar het was echt een van de grootste misdaden tegen de menselijkheid. Maar met de komst van nakomelingen van nazaten van de slachtoffers, wonen we ook samen met nazaten van slavenhandelaren, zowel Europese als Afrikaanse, maken deel uit van de Nederlandse bevolking. Het heeft geen zin ze verwijten te maken wat hun voorouders waarschijnlijk hebben misdaan.

Toen de aankondiging van deze lezing op mijn facebook pagina verscheen was er op 8 juni een reactie van zekere Karel Gerard W. die schreef: “Hoe gaan wij als burgers van Nederland met ons slavernijverleden om? Voel me er niet schuldig aan!”

Als hij bedoelt dat hij niet schuldig is aan de Nederlandse slavernij en slavenhandel, dan heeft hij gelijk. Maar als de strekking van zijn opmerking is, dat hij er niets mee te maken heeft, dan vergist hij zich toch wel. Wij hebben allemaal te maken met het Nederlandse slavernijverleden; het maakt immers deel uit van ons collectieve verleden en dient een plaats te hebben in ons collectieve geheugen.  En dat te ontkennen heeft volgens mij geen zin. De opmerking maakt wel duidelijk dat dit deel van de Nederlandse geschiedenis nog niet echt een plaats heeft in ons nationale bewustzijn; in elk geval niet bij de schrijver van deze reactie.

Onder de nakomelingen van de slachtoffers van de slavernij zijn verschillende opvattingen over de verwerking of de omgang met dat verleden te onderscheiden. Sommigen kiezen ervoor de slavernijgeschiedenis te laten voor wat het is. De opvatting daarbij is, dat het al zo lang geleden is. ‘Wij moeten verder’ zegt men dan en het heeft geen zin alsmaar met dat verleden bezig te zijn. En die opvatting is misschien het gevolg van het besef dat de meerderheid van de bevolking eigenlijk geen belangstelling heeft voor het leed dat nakomelingen met zich meedragen. Maar het kan ook een manier zijn om de belasting uit het verleden te negeren. Volgens sommige onderzoekers kan deze houding ook het gevolg zijn van schaamte. Men schaamt zich over het slavernijverleden van de voorouders en wil daar niets meer over horen.

Een mogelijke ontwikkeling kan ook zijn dat men zich afkeert van de rest van de Nederlandse samenleving. Die anderen begrijpen toch niet wat het is om dat verleden te verwerken. Vooral in een samenleving waar men het onderwerp –het Nederlandse slavernijverleden – zo veel mogelijk probeert te verzwijgen. Wat mij betreft is dit geen wenselijke ontwikkeling. Deelname aan de samenleving is van belang omdat je daardoor als persoon je optimaal kunt ontplooien. Keerzijde van zich afsluiten van de samenleving is dat men doorschiet in de slachtofferrol.  De witten zouden dan de schuld zijn van alles wat op het persoonlijke vlak fout gaat. En ik denk dat we die richting in ieder geval niet op moeten gaan.

SLAVENREGISTERS

Voor nakomelingen (nazaten) zien wij ook een groeiende belangstelling voor het zoeken naar de namen van de voorouders en de slavenplantages waar men vandaan kwam.  Er is tegenwoordig veel materiaal als men op zoek wil naar de plantage of de plaats waar de voorouders gevestigd waren tijdens de afschaffing van de slavernij. Vaak vindt men dan verrassende gegevens over afkomst en familierelaties. Een paar weken geleden werd bekend dat de Surinaamse slavenregisters uit de periode 1830-1863 worden gedigitaliseerd. Hierdoor zullen deze registers ook toegankelijk worden voor mensen die op zoek zijn naar gegevens van voorouders in Suriname in de periode van de afschaffing van de slavernij.

Moeilijker wordt het voor diegenen die ook naar hun Afrikaanse roots op zoek willen. Daarbij gaat het erom te achterhalen waar de Afrikaanse voorouders vandaan kwamen. Afrika wordt daarbij opgevat als het gebied van waaruit de slavenhandel georganiseerd werd. Het gaat dus in grote lijnen om West-Afrika. De landen waar het om gaat zijn onder andere Liberia, Ivoorkust, Ghana, Benin, Nigeria, Kameroen.  Feitelijk het gebied dat zich uitstrekt van Senegal tot aan Angola in West-Afrika.

Anders dan Europeanen die op zoek gaan naar hun voorouders beschikken degenen die op zoek gaan naar hun Afrikaanse roots niet over de namen van hun voorouders. Witte Europeanen en Amerikanen hebben meestal hun eigen naam als aanknoping bij hun zoektocht. De Zuid-Afrikaanse (zwarte) filosoof Achille Mbembe beschrijft in zijn boek “Kritiek van de zwarte rede” hoe de Afrikaanse gevangenen van alle herinneringen en familierelaties werden afgesneden. Ik citeer:

“Voor Zwarte mensen die met de realiteit van de slavernij worden geconfronteerd, is [het verlies van de gemeenschap] in de eerste plaats genealogisch. In de Nieuwe Wereld wordt de zwarte slaaf juridisch uit al zijn familiebanden ontzet. Hij is dus ‘iemand zonder familie’. Die familieloosheid wordt hem bij wet en onder dwang opgelegd. Aan de andere kant is die derving van elke wettelijke verwantschap een toestand die wordt overgeërfd. Geboorte en afstamming geven geen recht op enige sociale band”. (Mbembe, 2016: p. 54).

Dit gaat in een nutshell over de ellende die mensen meegemaakt hebben, mensen die zonder naam, in schepen naar de andere kant van de wereld gebracht werden. Wat Mbembe hier terecht constateert is dat de Afrikaanse gevangenen, voordat zij de overtocht maakten van Afrika naar de slavenplantages in Amerika, elke persoonlijkheid werd ontnomen. Zij werden gebrandmerkt, kregen een (lading)nummer en hielden voor de slavenhandelaars in feite op menselijke wezens te zijn. Zij werden getransformeerd tot handelswaar en ook als zodanig behandeld.

ROOTS EN DNA

Terug naar de mensen die op zoek gaan naar hun roots in Afrika. Voor mij een onderwerp met de nodige haken en ogen. Van de ene kant begrijp ik dat dit een manier kan zijn om met het slavernijverleden om te gaan. Als aangetoond kan worden waar men oorspronkelijk vandaan kwam (dus welke voorouders men had) kan dit het gevoel van eigenwaarde vergroten. Ook al zal dit, anders dan bijvoorbeeld witte Europeanen en Amerikanen, die onderzoek doen naar hun roots, geen namen van voorouders opleveren.

Tegenwoordig is het mogelijk om aan de hand van genetische genealogische testen onderzoek te laten doen naar plaatsen van herkomst. In 2000 startte de Amerikaanse firma Family Tree DNA met deze vorm van genetisch herkomstonderzoek. En zoals het in Amerika gaat…In 2010 waren er al 38 van deze bedrijven die een aanbod hadden op het gebied van genetisch afstammingsonderzoek. Van deze bedrijven waren er 28 in de VS gevestigd en de rest verspreid over de wereld.

Een belangrijke vraag is natuurlijk wat een DNA test verder voor de persoon in kwestie kan betekenen. De verwijzing naar een bepaald land heeft een belangrijke beperking. Landen in West-Afrika zoals Ghana, Senegal, Kongo bestonden tijdens de periode van de Trans-Atlantische slavernij niet onder de naam, zoals ze nu bekend zijn. Daarnaast is er het probleem dat ook namen van sommige etnische groepen in de loop van de tijd zijn veranderd. Waar ook op gelet zal moeten worden, is dat sommige etnische groepen uit verschillende andere etnische groepen zijn samengesteld. Neem bijvoorbeeld de grootste etnische groep in Ghana, de Akan. Tot de Akan behoren ook andere bevolkingsgroepen zoals de Ashanti, de Fante en de Baule. Ondanks deze beperkingen kan het, zoals ik net opmerkte, een manier zijn om met het slavernijverleden om te gaan.

Ik ben persoonlijk niet zo gericht op het zoeken naar mijn roots in Afrika. Ik ben al tevreden met de kennis die ik zou kunnen vergaren over de plaats of de plantage waar mijn voorouders zich op de datum van de afschaffing van de slavernij bevonden. Van daaruit kan gezocht worden naar eventuele andere verwanten uit de slavernijperiode. Het gaat dan vooral om mijn voormoeders uit die periode. Dit geeft meer zekerheid over mijn afstamming. En het probleem dat je daarbij ook krijgt, we hebben in de loop van de tijd een heleboel gemengd bloed, dus je kunt misschien wel een voormoeder op een plantage vinden, maar je hebt ook andere voorouders. Dus het is een heel ingewikkeld gegeven.

 

KWESTIES OM OVER NA TE DENKEN

Tenslotte ter afsluiting twee opmerkingen. Eigenlijk meer kwesties die mij bezighouden en waar ik nog niet uit ben. Ik verwacht niet dat u hier en nu daarop hoeft te reageren, maar erover nadenken heeft volgens mij wel zin.

 

De eerste kwestie is het volgende: In de omvangrijke literatuur die ik in de afgelopen jaren heb bestudeerd is mij opgevallen dat de witte slavenhandelaar (de Europese handelaar) het meest in beeld is als het om deze mensonterende zaak gaat. Het lijkt alsof de Afrikaanse slavenhandelaar maar een bijrol heeft in deze kwestie. Terwijl het zonder de medewerking van deze mensen niet mogelijk zou zijn geweest de gevangenen op te halen en aan de Europese handelaars te verkopen. Dit houdt mij bezig. Meer onderzoek is dus nodig.

 

Een tweede opmerking die ik wil maken, waarvan ik merk dat het vaak tot de nodige discussie leidt, is het volgende: Ik merk soms dat er bij sommige zwarte mensen in Nederland een sterke oriëntatie is op Afrika. Misschien wordt het tijd om, zoals sommige schrijvers nu al suggereren, om de oriëntatie te verplaatsen naar het Caribische gebied. Ik denk dat na meer dan 500 jaar, dat gebied, of Amerika in zijn algemeenheid, misschien meer de omgeving is om onze roots te zoeken.

 

Ik dank u voor de aandacht.

 

Harlow Brammerloo: Leo bedankt. Ik vond het een heel evenwichtige speech. We zullen er later op doorgaan, maar wat ik zal onthouden is de wij- en zij-monumenten. Nogmaals bedankt.