Slavernij in het klaslokaal

door Rowan van der Stelt

Wij zijn geen doorsnee volk

Vanaf de fopspeen worden wij geforceerd om te kloppen voor de norm

Ja, ik ga mezelf zijn

Dit is geen plek voor mij

Soms loop ik met mijn pijn

Ontsnap ik aan de werkelijkheid

 

Ik chase geen dough meer

Ik chase love, ik probeer, ik strijd, ik explodeer

Maar rust doet net zo zeer

 

Maar zolang ik kan delen en mensen verenigen

Kan ik alsnog geluk vinden in Nederland

 

Want ik weet waar ik voor leef

Het leven is eenmalig nog steeds

Rijkdom is geen reet

Als je geen wijsheden doorgeeft

-Braz, 12 mei 2017

Op vrijdag 12 mei brachten rapper Braz van hiphoplabel Top Notch, online channel 3FM Tussenuur en ik een bezoek aan het tweetalige Wolfert College in Rotterdam.[1] Bovenstaande mooie woorden waren onderdeel van het spoken word van Braz waarmee hij het thema van de dag inleidde: het Nederlandse slavernijverleden.

Braz, rapper bij Top Notch

Eerst de achtergrond. In november publiceerde ik mijn masterscriptie bij stichting Jonge Historici. Jonge Historici geeft jonge historici de kans hun werk te presenteren aan de rest van Nederland en zorgt ervoor dat interessante onderzoeken niet in de archieflade verdwijnen, maar een bijdrage leveren aan discussies over de geschiedwetenschap. In mijn onderzoek is het Nederlandse slavernijverleden een centraal thema, en specifiek de kennis van geschiedenisstudenten over dit verleden. Om erachter te komen hoeveel Nederlandse geschiedenisstudenten weten van het slavernijverleden, had ik voor mijn scriptie een enquête gehouden onder 400 bachelor studenten Geschiedenis en onderzocht ik bijna 40 handboeken en artikelen die als literatuur worden gebruikt in de verplichte vakken die studenten volgen aan de geschiedenisopleidingen in Nederland (lees hier de longread die ik hierover schreef). Hiermee toonde ik aan dat de beperkte kennis van de geschiedenisstudenten over het Nederlandse slavernijverleden een resultaat is van een gebrek aan balans en een eenzijdig perspectief in de literatuur van de vier verplichte vakken van de universitaire bacheloropleidingen geschiedenis.

 
 

Door de publicatie bij Jonge Historici ben ik vervolgens in contact gekomen met 3FM Tussenuur en heb ik de kans gekregen mee te werken het waardevolle en interessante project van 3FM en Top Notch. We hadden hiermee verschillende doelstellingen. Allereerst wilden wij de kennis van de scholieren van het tweetalige Wolfert College over het Nederlandse slavernijverleden toetsen door middel van een enquête en een quiz. De scholieren vulden de enquête in voordat het programma begon, waarin vragen over hun voorkennis over dit verleden centraal stonden.

In de antwoorden vielen twee duidelijke dingen op. Allereerst gaven veel scholieren aan weinig te weten over het Nederlandse slavernijverleden en bleef het antwoord beperkt tot: ‘Nederland had slaven’ of ‘Nederland was actief in de slavenhandel’. Daarnaast is het opvallend dat veel leerlingen de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en de West-Indische Compagnie (WIC) door elkaar haalden, door de VOC te associëren met de trans-Atlantische slavenhandel en het Atlantische gebied. Deze verwarring komt overigens niet alleen voor op middelbare scholen: in de enquête van mijn masterscriptie associeerde acht procent van de totaal vierhonderd geschiedenisstudenten de WIC ook met de specerijenhandel.

Vervolgens stelden wij verschillende vragen tijdens een kennisquiz. Hiermee wilden we niet alleen kennis toetsen, maar ook de scholieren laten nadenken over het thema: we vroegen hen waarom ze een antwoord gaven en boden historische context. In de quiz stonden vier thema’s centraal: de activiteit van Nederland in het Atlantische gebied en de Indische Oceaan; het aandeel van de VOC in de slavenhandel; de rol van andere ondernemingen dan de bekende WIC en VOC, zoals het Rotterdamse Coopstad en Rochussen; en het aantal vervoerde slaven door de Republiek in Europees perspectief.

De aflevering van 3FM Tussenuur.

 

 

Het aandeel van Nederland en de VOC

Het eerste thema betrof het aandeel van Nederland in de slavenhandel en slavernij in verschillende regio’s. Zoals bij de enquête al duidelijk naar voren kwam associëren leerlingen het Nederlandse slavernijverleden vooral met het Atlantische gebied. Aan de hand van een grote kaart lieten wij verschillende gebieden zien: Oost-Afrika, West-Afrika, Zuid-Afrika, Zuidoost-Azië, Zuid-Azië, de Verenigde Staten, de Caraïben. Brazilië en Suriname. Door middel van groene en rode kaartjes konden de leerlingen aangeven of Nederland wel of niet actief is geweest in de slavenhandel en slavernij in deze gebieden.

Gravure uit 1742 die slaven bij het Nederlandse fort Elmina in Ghana afbeeldt. Afbeelding: Rijksmuseum.

Uit de antwoorden bleek dat de leerlingen geen duidelijk beeld hadden in welke gebieden Nederland actief was in de slavenhandel en slavernij en er veel twijfel bestond. Door aan te tonen dat Nederland actief is geweest in al deze gebieden wilden wij een moment van besef creëren en laten zien dat Nederland niet alleen actief was in het Atlantische gebied.[2]

Het tweede thema ging over de rol van de VOC. Gevraagd naar het aandeel van de VOC gaven de leerlingen weer verdeelde antwoorden en twijfelde erg. Sommigen gaven duidelijk aan dat de VOC een aandeel heeft gehad, maar konden dit vervolgens niet toelichten. Wij legden hierop uit dat de verdeling tussen de WIC en de slavenhandel tegenover de VOC en de specerijenhandel een onvolledige beeldvorming is die terugkomt in verschillende geschiedenismethodes. Er zijn voldoende historische bronnen om dit eenzijdige perspectief te veranderen zoals het werk van Matthias van Rossum, Kleurrijke tragiek, over slavernij in Azië en het aandeel van de VOC.[3] Paula de Rooij, senior onderzoeker bij het ISSG, heeft zeer toegankelijk lesmateriaalontwikkeld met opgaven, antwoorden en een docentenhandleiding gebaseerd op het werk van Van Rossum. Het klopt dat de specerijenhandel een kernactiviteit was van de VOC, maar men moet niet vergeten dat deze verbonden was met slavernij. Zo werd op de Banda-eilanden een monopolie op nootmuskaat afgedwongen door middel van gewelddadige expedities. Het gevolg was dat de meerderheid van de lokale bevolking werd vermoord en de overgebleven bevolking slavenarbeid moest verrichten op nootmuskaatplantages van de VOC-dienaren (zo worden de werknemers van de VOC genoemd).[4]

‘Hollandse koopman met slaven in heuvellandschap’ (1700-1702). Afbeelding: Rijksmuseum.

De VOC had ook een aandeel in de slavenhandel van de Indische Oceaan, al werd de meerderheid van de slavenhandel niet gedreven door de VOC als handelsonderneming zelf maar door dienaren van de VOC. Voor hen werd de slavenhandel een belangrijke inkomstenbron, omdat zij gebruik konden maken van het maritieme netwerk van de VOC in Azië. Toch speelde de VOC zelf op andere manieren een belangrijke rol in de slavenhandel. Op Mauritius werd de slavernij geïntroduceerd door de Republiek en begon de VOC slavenhandel te drijven met Madagaskar.[5]De aanwezigheid van de VOC zorgde in de Kaapkolonie in Zuid-Afrika voor een intensivering van het gebruik van slavenarbeid.[6]

Einde van een monopolie en ruimte voor nieuwe spelers

Naast de VOC en de WIC waren er nog andere handelsondernemingen actief in de slavenhandel. Dit was het derde thema dat wij bespraken. Nadat het monopolie van de WIC op de slavenhandel afliep, werd een nieuwe onderneming, de Middelburgsche Commercie Compagnie, de grootste Nederlandse slavenhandelaar. Het doel van de MCC was het bevorderen van de handel en scheepvaart in Middelburg en zij legde zich aanvankelijk vooral toe op de Afrikaanse goederenhandel. Vanaf 1732 begon deze compagnie te participeren in de slavenhandel, en in de periode van 1732 tot 1804 verscheepte ze ruim 32.000 Afrikaanse tot slaaf gemaakten naar de Amerika’s. Na de MCC was de Rotterdamse handelsonderneming Coopstad en Rochussen de grootste Nederlandse slavenhandelaar. Naast de activiteit in de slavenhandel was de handelsonderneming ook actief in het geven van leningen aan verschillende plantage-eigenaren.[7]

De stad Rotterdam waar de leerlingen wonen of op school zitten, heeft dus ook een slavernijverleden en dit verleden wordt elk jaar herdacht op 30 juni bij het slavernijmonument op de Lloydpier.[8] De leerlingen waren verrast dat Rotterdam ook een aandeel heeft gehad, maar waren zich er wel bewust van dat er naast de VOC en WIC andere ondernemingen actief waren in de slavenhandel. Over het aantal handelsondernemingen naast de VOC en de WIC kwamen verschillende antwoorden tussen de twee tot tien. Wanneer er gevraagd werd of zij bepaalde voorbeelden konden geven, gaven ze geen specifieke voorbeelden.

Het slavernijmonument in Rotterdam aan de Lloydkade (2013). Foto: Wikimedia Commons.

Aantal vervoerde tot slaaf gemaakten in Europees perspectief

Het laatste thema ging over het aantal vervoerde tot slaaf gemaakten door Nederland. Om het aandeel van Nederland in vergelijkend perspectief te plaatsen, vroegen wij op welke plek Nederland staat in de ‘top vijf’ van grootste slavenhandelaren in het Atlantische gebied tussen Engeland, Frankrijk, Spanje en Portugal. Deze top vijf is gebaseerd op de Trans-Atlantic Database.[9] De meeste scholieren gaven direct aan dat Nederland de grootste slavenhandelaar was en op nummer één stond. Voor de keuzemogelijkheden vier en vijf kozen de scholieren nauwelijks. Deze overschatting is ook terug te zien bij universitaire geschiedenisstudenten. Driekwart van hen schatte het aandeel van Nederland in het Atlantische gebied hoger dan het werkelijk was.

Vervolgens vroegen we hoeveel tot slaaf gemaakten de scholieren dachten dat Nederland heeft vervoerd. Deze aantallen werden vooral in miljoenen uitgedrukt zoals tien miljoen en dertig miljoen. Na de verschillende antwoorden gaven wij aan dat Nederland op nummer vijf stond en ongeveer 550 tot 600 duizend slaven heeft vervoerd.

Veel leerlingen waren onder de indruk van de aantallen, maar het was niet voor iedereen dezelfde indruk. Een aantal scholieren vond de plek op nummer 5 wel meevallen, omdat zij dachten dat Nederland op nummer één stond. Eén leerling gaf zelf aan dat hij trots was dat Nederland op nummer vijf stond en niet op nummer één. Het klopt dat Nederland vergeleken met andere Europese landen minder tot slaaf gemaakten heeft vervoerd, maar het is belangrijk dat mensen beseffen dat Nederland alleen al in het Atlantische gebied 550.000-600.000 tot slaaf gemaakten heeft vervoerd en dit enorme gevolgen heef gehad. Voor hen betekende deze overtocht angst, verdriet, verwoesting van de eigen identiteit, onbegrip, pijn en soms zelfs de dood.

Reflectie en bewustzijn

De belangrijkste doelstelling van het project was het creëren van bewustzijn door persoonlijke verhalen te delen. Braz deelde zijn verhaal over de zoektocht naar zijn identiteit:

Als kleine Surinaamse jongen groeide ik op met mijn blanke stiefvader en mijn biologische donkere moeder. Wij woonden in een dorp naast Bergen op Zoom waar iedereen om me heen blank was en westers was opgevoed. Ook ik was zo opgevoed. De keus werd gemaakt om mij niet op te voeden met de Surinaamse cultuur. Als kind wilde ik graag bij een groep horen, daarom maakte ik zoveel mogelijk vrienden. Gelukkig mocht ik erbij, maar ik merkte vaak dat ze mij niet helemaal zagen als een van hun. Hierdoor hunkerde ik nog meer naar acceptatie en betrokkenheid, maar volledige omarming heb ik weinig ervaren.

Een paar jaar later op de middelbare school kreeg ik te maken met andere etnische minderheden. Ook hier zag ik een kans om nieuwe vrienden te maken maar hier gebeurde hetzelfde. Ze konden ruiken dat ik geen zwarte cultuur kende en aan het eind van de dag was ik een ‘verkaaste’ jongen. Op die manier had ik overal soort van vrienden maar hoorde ik nergens echt bij. Gelukkig heb ik hier een brede mensenkennis aan overgehouden die ik nu de dag gebruik voor mijn creativiteit.

Door zijn verhaal te delen kreeg Braz een groep van vijftig scholieren muisstil. Sommige scholieren konden zich identificeren met het verhaal van Braz en begonnen eigen verhalen en ervaringen te delen. Het was een zeer gemengde havo 4-klas waarin leerlingen zaten met een Kaapverdiaanse, Nederlandse, Marokkaanse, Turkse en Surinaamse achtergrond. Het was erg mooi te zien dat er een levendige discussie ontstond waarin thema’s zoals schuldgevoel, racisme en bewustzijn centraal stonden. Het bespreekbaar maken van het onderwerp heeft dus zeker effect gehad, omdat scholieren het thema ook vanuit een ander perspectief gingen bekijken.

Onderwijs en de behandeling van het verleden

In de enquête na de discussie vroegen wij aan de leerlingen wat het belang is van de behandeling van het Nederlandse slavernijverleden in het onderwijs. Alle scholieren gaven duidelijk aan dat het een belangrijk onderdeel is van de Nederlandse geschiedenis en aan bod moet komen in het onderwijs.

Momenteel is het Nederlandse slavernijverleden een thema binnen de canon van Nederland, waarvan het doel is de kennis van Nederlandse scholieren over de nationale geschiedenis te vergroten om de gemeenschappelijke kennis en sociale cohesie te bevorderen. De commissie die over de canon ging, beschreef hem in 2006 als een open canon voor alle Nederlanders als verhaal van het land waar wij gezamenlijk wonen.

Om deze vergroting van de kennis, sociale cohesie en verbondenheid te realiseren moet de behandeling van het thema slavernij in de canon veranderen. De focus ligt te veel op Suriname en het Atlantische gebied, met als gevolg een eenzijdig perspectief en het ontbreken van verschillende belangrijke aspecten zoals de participatie van de VOC in de slavenhandel en slavernij, etappes in de afschaffing van de slavernij, en de postkoloniale erfenis. De afschaffing van de slavernij betekende bijvoorbeeld niet direct vrijheid voor de tot slaaf gemaakten. Voor gelijkheid was geen ruimte en zij moesten nog dagelijks leven in een systeem gebaseerd op racisme.

Onder de middelbare scholieren leeft ook een behoefte aan meer inzicht. Na de quiz kwamen de leerlingen van het Wolfert College tot de conclusie dat zij veel minder wisten dan zij daadwerkelijk dachten. Zij hadden verschillende vragen, onder andere over de aantallen, het waarom van slavernij, het perspectief van de tot slaaf gemaakten, de omstandigheden in de koloniën en periode na de afschaffing. Deze vragen zijn teruggekoppeld aan de geschiedenisdocenten. Vooral de link met het heden vinden zij belangrijk om hedendaagse gebeurtenissen te begrijpen. Ook waren zij van mening dat er meer aandacht voor het thema moet komen in het onderwijs om bewustzijn en erkenning van dit verleden te realiseren.

Kennis over dit verleden is belangrijk om de multi-etnische samenleving en hedendaagse debatten over racisme, erkenning, identiteit en de koppeling aan het onderwijs te begrijpen. Deze kennis kan een beter besef en begrip van je eigen identiteit en die van anderen realiseren en wederzijds respect en begrip bevorderen. Een vollediger beeld van de geschiedenis kan de mening juist nuanceren en de verharding in debatten tegengaan. Maak het bespreekbaar en luister vooral naar elkaars ervaringen. Het is van cruciaal belang dat er aandacht is voor een meervoudig gedeeld verleden waarbij de focus ligt op collectieve identiteit en er gewerkt kan worden naar gezamenlijke toekomst waarin erkenning en begrip centraal staan.

Rowan van der Stelt (1994) studeerde jaar geschiedenis in Leiden en schreef haar bachelorscriptie over het Amerikaanse slavernijverleden in historische Amerikaanse schoolboeken. Vervolgens is ze de master Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen gaan volgen aan de UvA en studeerde ze eind juni 2016 af. Tijdens haar studie hield ze zich vooral bezig met het thema slavernij. Momenteel is ze vrijwilliger bij Stichting Gedeeld Verleden Gezamenlijke Toekomst en werkt ze als Projectmedewerker bij de gemeente Leiden.

 

Bron: Jonge Historici.