Keti Koti Rondetafelgesprek 2013 Deel 3: Francio Guadeloupe

26-06-14_burgerzaal_38-1030x686

Keti Koti Rondetafelgesprek 2013

(Her)denk mee, het is onze geschiedenis en onze toekomst

Rotterdam 26 juni 2013

Met: Ahmed Aboutaleb, Teana Boston-Mammah, Francio Guadeloupe, Richard Price, Alex van Stipriaan,

Gespreksleider: Oosterhoff Oosterhoff

Eindredactie: Alina Cuartas de Marchena en Wim Reijnierse

Uitgave: Stichting Gedeeld Verleden Gezamenlijke Toekomst, 2014

 

Deel 3: Francio Guadeloupe

De volgende spreker is Francio Guadaloupe, antropoloog, publicist, docent aan de Universiteit van Amsterdam en… hij is ook opbouwwerker geweest in Rotterdam Zuid. In dit gesprek  zullen we meer gaan kijken naar de toekomst. Op welke manier kunnen we vorm geven aan die geschiedenis en dat herdenken.

Oosterhoff: Je hebt gewerkt als opbouwwerker in Rotterdam Zuid, een stadsdeel met veel sociale vraagstukken, zoals mensen proberen rond te komen, jongeren proberen hun school af te maken of een baan te vinden: Op welke manier speelt identiteit hierop een rol?

Guadeloupe: Ik denk dat identiteit een prominente rol speelt.  Je kan zeggen, identiteit is iets wat je bent, of identiteit is een positie die je kan innemen om bepaalde dingen te bereiken. Ik denk  –   als wetenschapper en opbouwwerker – dat het beter is om identiteit te zien als een positie die mensen innemen.

Daarnaast is het belangrijk om na te gaan: Wat willen mensen? Elke persoon wil zich ontplooien, zelf ontplooien. En om je te ontplooien is het van belang dat anderen je erkennen. Daarin heb je een aantal verhalen, herkenningsverhalen. Eén van die verhalen is dan je identiteit. Maar dan neem je een positie in, b.v. dan zeg je “Ik ben een Marron” of “Ik ben een  Surinamer, Marokkaan of Nederlander” en van daaruit wil ik handelen. Daarom is het belangrijk dat mensen leren om niet meteen te vragen “wat ben je?”, maar te vragen “wat wil je?’’ “wat ben je aan het doen?”. Het moment dat je deze twee vragen stelt, is het moment waarop het mogelijk is om een gesprek met elkaar te hebben.

Oosterhoff: je zegt identiteit is een positie innemen. Hoe doe je dat?

Guadeloupe: je kijkt naar datgene wat mensen doen. In Rotterdam Zuid waren vele jongens bezig met brassbands. Brassbands waren ontzettend populair. Wat ik zag, was dat deze jongens een ruimte voor zichzelf creëerden. Brassbands werd iets Rotterdams dat vele verschillende groepen konden waarderen. Dat is een manier om erkenning te vragen. En als we dan afstappen van alleen dat zwart/ wit denken, dan zag je  jongens van Kaapverdië, Suriname, Antillen of van diverse andere Afrikaanse landen, die kwamen en leerden elkaar kennen. Er ontstond een nieuwe  identiteit, een nieuwe positie en die positie was: ik wil goed brassband leren spelen. Daaruit kon je met ze gaan werken. Je zag dat veel van deze jongens ook graag bezig waren met sport. Veel van deze jongeren hebben een vluchtelingen achtergrond. Zij moeten allen met elkaar iets doen. Als je denkt in termen als zwart/ wit of allochtoon /autochtoon dan mis je datgene wat mensen doen. Ik denk dat het van belang is om te kijken naar wat mensen doen en van daaruit te werken.

Ik merkte,  – het gebeurde al in het Caribisch gebied en ik zie het nu ook hier gebeuren –  dat mensen gaan geloven in elkaars bovennatuurlijke krachten. Bijvoorbeeld,  je zag dat vele vrouwen bezig waren met relatieproblemen, met de vraag hoe zorg ik dat mijn man niet vreemd gaat. Men gaat met elkaar daarover praten en de ene noemt een Imam in Turkije en de andere kent een bonuman en die zou ook kunnen helpen. Dit zijn vormen van creolisering die in Nederland gaande zijnde en waarop je als welzijnswerker attent moet zijn. Je moet bewust zijn dat er – naast allerlei vormen van racisme –  ook positieve krachten aan het werk zijn en daar moet je je als welzijnswerker op richten. Je moet investeren in de nieuwe vormen van samen-leving die aan het ontstaan zijn.

Oosterhoff: In een eerder interview heeft u, naar aanleiding van het vraagstuk slavernijverleden en alles wat daarom heen speelt, gezegd dat de mensen van nu in discussies met anderen worden verblind door oude etiketten en labels waardoor we “de ander” niet meer zien als medemens. En dat we afscheid moeten nemen van al die oude benamingen en met nieuwe begrippen moeten komen om met elkaar de discussie te voeren. Wilt u uitleggen wat u daarmee precies bedoelde?

Guadeloupe: dat was een  gesprek over racisme. Er zijn verschillende definities van racisme. Ik zeg, racisme is het ontkennen van verschil. Zodra je het verschil ontkent,  zit je in racisme. En dan is de vervolgvraag: over welk  soort verschil gaat het? Het is het verschil dat je voor je hebt, het individu dat voor je is. Dat is wat racisme doet: het creëert een nieuwe soort gelijkheden. En dan heb je groepsdenken. Het moment dat je verschil niet ontkent, is het moment waarop je vraagt: Wat ben je aan het doen? Je kan ook vragen: waarvan ben je afkomstig? Vaker als ik met de jongeren werkte, merkte ik dat we hen niet vroegen  “Waar kom je vandaan?”,  maar “Waar ben je begonnen? En wat ben je verder aan het doen in het leven?”.

Cultuur wordt beleefd in een individu en als je daar begint en daar een gesprek mee voert dan kom je verder.Ik denk dat we iets moeten doen met die oude labels die we hebben geërfd.

Oosterhoff: wat is een voorbeeld van een oud label wat we hebben geërfd en waar we nog steeds mee werken?

Guadeloupe: een oud label is dat we nog steeds denken in “zwarten en witten”. Terwijl ik denk dat het veel zinniger is om te denken “ik heb te maken met iemand van Surinaamse afkomst – of van Antillaanse afkomst – “ en van daaruit het gesprek te voeren.

Oosterhoff: en nog een voorbeeld van zo’n oud label?

Guadeloupe: Ik heb een boek geschreven dat heet: “Adieu aan de nikkers, koelies en makambas”. Hierin stel ik dat niemand nikker of koelie genoemd wil worden, maar wel creool of hindoestaan. Waarom? En in hoeverre lijken deze begrippen op elkaar? Laten we daar de discussie over voeren. Laten we kijken of wij nog steeds bezig kunnen zijn met die oude labels, of laten we kijken of naar de hedendaagse praktijken, naar de vormen van levensstijlen die er ontstaan en van daaruit bezig zijn met beleid, bezig zijn met schrijven etc. En als mensen nog steeds bepaalde labels gebruiken,  gebruiken ze die labels omdat ze denken dat ze daarmee iets kunnen bewerkstelligen. Hoe kunnen we die mensen uitnodigen en zeggen “wat jij wil bewerkstelligen? Daar heb je die oude labels niet meer voor nodig! Je kunt dat wat je wil misschien op een andere manier bewerkstelligen.”

Oosterhoff: dus dat die oude labels overbodig worden.

Guadeloupe: precies.

 

Keti Koti Rondetafelgesprek 2013 Deel 2: Richard Price

26-06-14_burgerzaal_30-1030x686

Keti Koti Rondetafelgesprek 2013

(Her)denk mee, het is onze geschiedenis en onze toekomst

Rotterdam 26 juni 2013

Met: Ahmed Aboutaleb, Teana Boston-Mammah, Francio Guadeloupe, Richard Price, Alex van Stipriaan,

Gespreksleider: Oosterhoff Oosterhoff

Eindredactie: Alina Cuartas de Marchena en Wim Reijnierse

Uitgave: Stichting Gedeeld Verleden Gezamenlijke Toekomst, 2014

 

Deel 2: Richard Price

Onze volgende gast is net gearriveerd uit Parijs, hij is Richard Price, Amerikaans antropoloog en historicus, vooral bekend om zijn studies over het Caribisch gebied. Hij heeft vele boeken geschreven  over de Saamakas in Suriname.

Oosterhoff: You have spent since the sixties a lot of time with the Saamakas in Suriname and French Guyana.  You have written many books and articles about them and their culture. Can you explain to us the secret of your relationship with them?

Price: I think you should ask the Saamakas that question. My own brief answer would be: “Lespeki”, respect and a lot of patience, and allowing the time to build a relationship and a friendship over a half a century going on till today.  But mainly respect, the willingness to learn. My willingness to learn from them, which still continues. My greatest professors are Saamakas, not all of them, but some Saamakas.

Oosterhoff:  like Stipriaan told us, to have interest in the other person, to listen, to make it personal, that is the secret to a good relationship.

Price: It’s not a secret.

Oosterhoff: Can you tell us why you decided to share your life with the Saamakas in Suriname. What was the reason?

Price: The reason at the beginning was academic. I was interested in the African diaspora, what happened to those enslaved Africans brought to the Americas, from Canada down to the tip of South America. In thinking where to go, because anthropologists in those days went “somewhere else” for a couple of years, we (Sally and me) thought that the Maroons in Suriname (Saamakas and others) had the chance and had taken the chance, first to rebel, then to create a new society, to build new languages, religions, ways of life relatively independent from their Dutch masters. In some ways they represent an extreme among the developing   Afro-American societies and cultures. They seem to be those that had the most freedom. They took that freedom  and they are very proud of that. That is why, the emancipation from slavery or Keti Koti means so little to them. They took that freedom themselves,one-hundred years before the Dutch emancipated the rest of the African slaves.

Oosterhoff: about the commemorating. Can you compare in an international perspective the way the Dutch commemorate the abolition of slavery with the way other countries do, in Europe, USA and the Caribbean and Latin America.

Price: That is a very large question. I want to stress that slavery didn’t end a long, long time ago, it was only yesterday. I have met Americans whose parents were slaves before 1862. I want to read to you a short transcript of what an older black professor said on the radio not so long ago.

My name is Tonia Stewart. When I was a little girl, about 5 or 6 six years old, I used to sit on the porch in the Mississippi Delta. I listened to my Papa Dallas. He was blind and he had these ugly scars around his eyes. So one day I asked him about those eyes. “Well daughter, when I was young, about your age, I used to sit  under the big oak tree and tried to learn my alphabet so that I could read my Bible. But one day the overseer caught me and took me out to the plantation and he called out for all the fieldhands. And he told them: Let this be a lesson to all you darkies, you ain’t got the right to learn to read. And then, daughter, he whipped me and whipped me and if that wasn’t enough he turned around and burned my eyes out.’ At that moment I began to cry, the tears pouring out of my eyes. But then he cautioned me: Don’t you cry for me, daughter, but promise that you will pick up every book you can and read it cover to cover. You see, daughter, today nobody is going to whip you or burn your eyes out because you want to read. Promise me that you will go to school and go as far as you can in your schooling. I want you to promise me that you will tell all the children my story.”

 I think that is the reason we are here today. For many people, for many black people in the Americas, this is the reason why we have to remember. On the other hand there are a large number of black people in the Americas who find slavery so painful that they feel we should not be holding this kind of occassion, that it is something personal to remember but that it is not for the government or municipality to do that. Some black Americans would say it is not for the mayor of Rotterdam to do this at all. It is our history, not your history.

As Alex was saying, there are very divergent opinions. There are other places in the Americas, in the diaspora, like the Dominican Republic or Puerto Rico, where there are a lot of people whom in the USA or the Netherlands would be considered “black” and if they were here they would consider themselves black. But in the Dominican Republic or Puerto Rico they don’t. As a matter of fact until very recently if you were black in the Dominican Republic, your passport would say that either you were an “indio” (an Indian) or “trigueño” (wheat-coloured). You could not say that you were black. After a long struggle, now you finally can have that put in your passport. But for a long time that identity was not permitted because, as in Brazi,l there is a myth of racial democracy. As if racism doesn’t exist. But anyone that knows these countries on a daily level, knows that if you are black you are likely to be poor and less well-educated and that if you are white you have many more privileges. It is a way to mask racism.

So if one were to talk about the different kinds of commemmoration in different parts of the Americas it would be a long and very complicated discussion. But here, today, we should not forget the words of Papa Dallas.

Oosterhoff: I want to turn now to your latest book Rainforest Warriors. In this book you explain the struggle of the Saamaka to take their case to the Interamerican Court for Human Rights and ask for protection of their lands against the gold and timber companies. Can you tell us what this is about and what the situation is now?

Price: the Saamaaka people, around 90.000 people nowadays, whose territory is up the Suriname River from Paramaribo, have had their human rights violated three main times. One was when they were taken from Africa, enslaved and brought to Suriname. The second time was in 1962, when Alcoa, the American Aluminium Company and the Dutch Colonial Government built the Afobaka dam and flooded half the Saamakas’ territory. They flooded out 6000 people and forced them to move, without asking their permission or discussing it with them. And then in the 1990’s the independent government of Suriname (at that time the Venetiaan government, but the same policy has been continued by the Bouterse government) began selling off the interior of Suriname, granting concessions to multinational timber companies for logging and to multinational gold companies for mining, in the territories where the Saamakas and other groups live.

In 1997, a Saamaka woman went into her peanut garden and saw Chinese men on bulldozers driving through her garden, with the Suriname army protecting the Chinese. When the captain of the village went to ask what was going on, he was told that this land now belonged to the Chinese, legally. The Suriname government had sold it to the Chinese. So this is not yours anymore, even though the Saamakas had been living there for 300 years. They were told, “this is now for the Chinese and if you complain you will be put in jail in Paramaribo.”

So the Saamakas organised themselves over a period of years and they seized international human rights laws, and in 2000/2001 they approached the Inter=American Commission of Human Rights in Washinton D.C. to bring a complaint against the government of Suriname. And after 7 years of petitions and  complaints against the government of Suriname, the Commission decided the case was important enough to bring to the Inter-American Court of Human Rights, that sits in San Jose, Costa Rica. During this period I helped the Saamakas put together their petitions. The Saamakas had a lawyer but also they organised themselves very well. The leaders of the community travelled all over the region informing the Saamakas about the lawsuit. Eventually the Court called everyone together in Costa Rica There were about a dozen representatives from Suriname, the Attorney General came and other high officials, a number of Suriname lawyers, the Saamakas and their lawyers, the Saamaka Gaama ( the chief of the Saamakas), Mrs. Price was there and the Inter=American Commiission came too. There were 2 days of hearings and after 6 months the Court rendered its judgement, The Saamaka Vonnis of 2007.

What they said was that:

  1. Suriname had to recognise the Saamaka people as a judicial personality. That is, the Saamakas had a right to sue and the right to own things collectively, they were like a person before the law which was not true in the Suriname constitution. Suriname would have to change its laws to recognize the Saamaka People and this also held for the other Maroons and AmerIndians who live in Suriname.
  2. They said that the Saamakas owned the land they had lived on for over 300 years. The Saamakas had made a map and the Court said that this map was going to be the official map to describe the Saamaka territory. Then they said that within that territory the Saamakas have the right to decide whether or not they want various government projects to take place. If the government wants to build a mine, or a road, the Saamaka have the right to give their free, prior, and informed consent. But if they say no, the government can not carry out the project.. And if they say yes, they have the right to share in the benefits.
  3. There were a number of other things the Court decided in favor of the Saamaka People. They established a fund of $ 650.000 run by the Saamakas that they could employ for their own communal purposes. I was very honoured that the first thing that the Saamakas decided to do was they asked Sally and me to translate into the Saamaka language a book of mine called “First Time,” which is about the Samaakas’ early history and their struggle against the Dutch and their freedom from the Dutch in 1762, one hundred years earlier than the rest of the Suriname slaves were freed.. This book will come out in September 2013 and is called “Fesiten”. The Saamakas have agreed to buy 3000 copies to give to all the schoolchildren in Saamaka land so that their early history is never forgotten, so that their ancestors’ slavery will not be forgotten and their heroic victories in the wars will not be forgotten.

Oosterhoff: Thank you Mr. Price. Mr Price heeft menige boeken geschreven waarvan een aantal ook vertaald is in het Nederlands.

Keti Koti Rondetafelgesprek 2013 Deel 1: Alex van Stipriaan

26-06-14_burgerzaal_26-1030x686

Keti Koti Rondetafelgesprek 2013

(Her)denk mee, het is onze geschiedenis en onze toekomst

Rotterdam 26 juni 2013

Met: Ahmed Aboutaleb, Teana Boston-Mammah, Francio Guadeloupe, Richard Price, Alex van Stipriaan,

Gespreksleider: Oosterhoff Oosterhoff

Eindredactie: Alina Cuartas de Marchena en Wim Reijnierse

Uitgave: Stichting Gedeeld Verleden Gezamenlijke Toekomst, 2014

 

Deel 1: Alex van Stipriaan

Historicus, conservator Latijns Amerika en Caribisch gebied in het Tropen museum. Professor Caribische geschiedenis aan Erasmus Universiteit.

Studie Suriname in de 17de tot 19de eeuw

Oosterhoff: Wat is voor u de essentie van dat herdenken van afschaffing de slavernij?

Stipriaan: Voor mij zitten aan dat herdenken meerdere aspecten. Ten eerste dat je de Afrikaanse voorouders herdenkt en gedenkt, die hun eigen leven hebben moeten geven voor de welvaart van dit land. Dat we hier kunnen zitten, is aan hun bloed en zweet en leven te danken.

Ten tweede dat je de mensen herdenkt en gedenkt die  tegen slavernij in opstand zijn gekomen.  Op alle mogelijke gebieden en door de eeuwen heen zijn er mensen in verzet gekomen tegen dit onrecht en dit regime, en dat herdenk je op zo’n moment ook.Ik denk ook laten we  niet meer bang zijn voor verschil, maar laten we van verschil houden.

Oosterhoff: en wat bedoelt u met dat laatste? Welk verschil doelt u op en waar zijn we bang voor, met elkaar?

Stipriaan: Het systeem van slavernij is  sterk gebaseerd op apartheid en racisme. Eén van de erfenissen van het systeem anno nu is dat we er nog niet vanaf zijn. Dat we nog steeds raciaal denken, of denken in verschillen waar we meteen kaartjes aan hangen van kwaliteitsverschil. En ik denk juist: dat verschil is fantastisch als je dat kwaliteitsverschil er niet aan hangt. Ik denk “we zijn allemaal gelijk” en laten we dat verschil vooral vasthouden en vieren.

Oosterhoff: Dus verschil vieren, en niet benadrukken in negatieve bewoordingen. Het motto van vandaag is “Onze geschiedenis”. Hoe moeten we de term “onze” plaatsen als we uitgaan van een geschiedenis van slachtoffers en daders?

Stipriaan: Ik vind het absoluut “onze” geschiedenis. Want het is een geschiedenis waar Nederland mee te maken heeft, waar mensen die in dit land wonen mee te maken hebben. Dus als je dit land accepteert als jouw land – wat je voorgeschiedenis ook is – , dan is dit “onze” geschiedenis. Dat betekent niet dat we allemaal hetzelfde verhaal vertellen. Als we het hebben over het Nederlandse voetbal, dan vertelt de één het verhaal van Feijenoord en de andere het verhaal van Ajax, maar we hebben het wel over het Nederlands voetbal. Dit is wel een heel oneerbiedige vergelijking – daar ben ik me van bewust – , maar het is toch wel wat ik probeer te zeggen. Er zijn heel veel verschillende perspectieven op die geschiedenis, er zijn heel veel verschillende verhalen, maar het is wel wat we met elkaar delen en wat we aan elkaar moeten vertellen. En waar we met elkaar naar moeten luisteren.

Oosterhoff: We moeten meer naar elkaar luisteren en elkaar veel meer bevragen over die geschiedenis?

Stipriaan: ja en dat gebeurt nog veel te weinig. Ik vind het één van de erfenissen van dat slavernijverleden, van dat koloniale verleden, dat het een  erg witte erfenis is om niet te luisteren. Om meteen een mening klaar te hebben. Als je hoort van “laten we ophouden over die geschiedenis en laten we kijken naar de toekomst”, dan zijn dat meestal witte mensen die dat zeggen en zij zouden eigenlijk de laatsten moeten zijn. Beetje bescheidenheid, een beetje stil zijn en luisteren en vragen, dat zou een stuk gepaster zijn.

Daarnaast refereerde u aan het verhaal van daderschap en slachtofferschap, ja dat is een deel van die geschiedenis. Maar ik vind dat als je geschiedenis echt dichtbij wil brengen, echt wil maken tot iets van mensen, dan moet je kijken naar alles wat zich tussen de twee extremen in bevindt. Want een geschiedenis bestaat niet alleen uit boeven en helden, good guys and bad guys, maar een heleboel daar tussen in. Sommige helden zijn ook  boeven geweest, en omgekeerd. Daarmee wil ik niet alle narigheid van de geschiedenis relativeren, maar als je de geschiedenis wil begrijpen, dan moet je het vermenselijken. Geschiedenis moet je proberen heel dichtbij brengen. Hoe zou ik in die geschiedenis staan?

Ik ben bijvoorbeeld van  veel van mijn helden méér gaan houden toen ik hun fouten zag. Bijvoorbeeld Martin Luther King.  Van hem ben ik meer van gaan houden toen ik begreep dat hij geen goede vader en echtgenoot was; hierdoor werd hij een mens en geen god. Dat moeten we hier ook proberen. Als we blijven zitten in schema’s van helden en boeven dan zullen we niet veel verder komen.

Oosterhoff: Luisteren naar elkaar, bevraag elkaar, maak het menselijk. U gaf al aan dat we te weinig met elkaar praten over geschiedenis. We hebben twee weken terug hier in Rotterdam het slavernijmonument onthuld. In 2002 is het nationale slavernijmonument onthuld. Ziet u sinds 2002  een verandering in Nederland, in dat gesprek, in dat debat, hoe wij er misschien ook in het onderwijs ermee omgaan, of is het nog steeds te weinig?

Stipriaan: Dat zijn twee vragen in één. Zie ik verandering?: Ja. Is het te weinig?: Ja.

Er is veel veranderd. Als je nu nog in Nederland met droge ogen durft te zeggen “ik heb er nog nooit van gehoord”, dan heb je de afgelopen 10 jaar niet goed opgelet. Want er zijn zoveel boeken geschreven, zoveel documentaires op televisie geweest, er zijn twee televisieseries geweest, waarvan nu één weer herhaald wordt. Wat je er ook van mag vinden…., maar je kan niet zeggen “Ich habe es nicht gewusst”.

Dat is één ding; aan de andere kant: is dat genoeg? Nee nog lang niet. Ik had net twee uur geleden een journaliste van RTL4 Nieuws aan de telefoon. Zij wilde rond 1 juli “er iets mee gaan doen” en ze zei: ”ik heb er nog nooit bij stil gestaan”. Daar word ik zo koud van, een journalist van het RTL 4 nieuwsjournaal die er niks van weet… Dat is treurig, dat is heel erg. Dan heeft ze inderdaad niet goed opgelet, maar dan moeten we nog veel meer ons best doen.

Als ik nog een ander voorbeeld kan geven. Er is geen onderwijsmethode meer waarin slavernij niet genoemd wordt. Maar het gaat wel om de manier waarop. Ik las een stukje in de nieuwste methode van Memo – één van de bekendste schoolboeken – en daar wordt in het stuk over slavenhandel en slavernij alleen het woord ‘slaaf” genoemd, nooit het woord “mens”, niet eens “Afrikaan”. Ja, dan sta je nog heel ver van het menselijk verhaal af. Vermenselijken moeten we veel meer gaan doen. Veel meer gaan begrijpen van de geschiedenis en niet meer abstraheren, van ver weg en toen. Nee het is ook het hier en nu.

Oosterhoff: we zijn er al mee begonnen, maar er van nog veel te doen ook in het onderwijs.

 

De toekomst van ons slavernijverleden

logo-b12
De toekomst van ons slavernijverleden

 

Op 16 juni werd op de Lloydpier in een kleurrijk gezelschap een monument onthuld ter nagedachtenis aan de zwarte slavernij. Het beeld van kunstenaar Alex da Silva legt een accent op de pijn van de slavernij en de sprong naar de vrijheid.

Door Dirk Monsma

De locatie aan de Maas kent dat verleden maar al te goed. Initiatiefnemer en PvdA-raadslid Peggy Wijntuin en andere sprekers zoals vo-docent Shery Apostel noemen het monument een inspiratiebron voor de toekomst. Hoe gaat deze plek blijvend een verhaal vertellen aan nieuwe generaties Rotterdammers die steeds verder af komen te staan van deze zwarte bladzijde in de
geschiedenis?

Boom van de vrijheid
‘Zieke en opstandige slaven wierpen ze hier in de rivier voor de krokodillen’. Twee jongens wijzen naar het snelstromende water van de Gambia rivier. Ze zitten op een stoepje in de schaduw van een stenen gebouw onder de Afrikaanse zon. Ik ben op vakantie.

‘Dit pakhuis diende als overslag van gezonde slaven. Van hier voeren de Afrikaanse zwarten vastgeketend de oceaan over’. JanJan–Bureh Iland ligt als een kano in de Gambia rivier. Meer dan een half miljoen Afrikanen werden door Nederlandse kooplui vanaf de 17e eeuw naar de Caraïben en Suriname verscheept om ingezet te worden op plantages voor tabak, suiker en later ook koffie. Deze producten vulden de ruimen van de zeilboten van Cariben op weg naar Nederland. Met potten, wapens en drank voeren de schepen weer naar West Afrika. Voor Hollandse regenten een gouden driehoek.

Met een mengeling van trots en ernst brengen deze jongens uit het dorp JanJan-Bureh het verhaal over de zwarte slavernij naar het heden. Als vermaak voor de handelaren mochten slaven naar een ‘boom van de vrijheid’ hollen terwijl de witte mannen dat schietend probeerden te voorkomen. De enkele gelukkige die het haalde was vrij.

Betekenis van een naam
Een half jaar later ontmoet ik de drieëntwintigjarige Rotterdamse Nyanga Weder. Zij zit in de collegebanken op de Erasmus Universiteit als ik daar als gast een serie colleges geef over cultuureducatie. Mijn vragen gingen over de eerste herinneringen aan hun ervaringen met kunst. Nyanga vertelde dat ze een bewegelijk kind was en dol op muziek en dans. Vanaf haar derde
mocht ze op klassiek ballet. Maar bij een uitvoering in het Zuidplein Theater werd ze opgemaakt met rode lippen en blauwe oogschaduw. ‘Als het enige donkere meisje had ik door dat de make-up er bij mij heel erg anders uit zag dan bij de blanke meisjes. Dit ballet was niets voor mij, wist ik toen en ik stopte.’

De oma van de oma van Nyanga heeft de slavernij zelf meegemaakt. Zo dichtbij is dat voor haar. ‘Ik voel pijn als ik aan dit onderwerp denk, niet alleen vanwege het verleden, maar juist omdat het gaat over de problemen van zwarte jongeren van nu in de Nederlandse samenleving. Tijdens mijn Vwo schooltijd geschiedenis vond ik het raar dat er niks over die periode werd verteld. Ik denk dat het goed zou zijn als er in het onderwijs aandacht zou worden besteed aan hoe wij zwarte jongeren in deze samenleving terecht zijn gekomen. Een soort erkenning voor wat er is gebeurd. Niet dat ik mijzelf ongewenst voel, maar dat helpt bij het creëren van wederzijds begrip. Vooral ook omdat ik de erfenis van de slavernij terug zie in het leven van alledag.
Denk aan de achternamen die verwijzen naar de slavenmeesters op de plantages: Eersteling, Pastoor, Vrede en Wijntuin. In veel families geldt nog steeds: hoe lichter je bent hoe beter. En de meerderheid van de Creoolse vrouwen durft niet met haar eigen haar over straat. Met steil haar voelen ze zich wellicht net Beyoncé.

De onthulling
Op zondag 16 juni herdenkt Rotterdam de afschaffing van de slavernij van honderdvijftig jaar geleden met de onthulling van een monument op de Lloydpier in Delfshaven. Kade en Maas sluimeren in de zon. Hier legden de zeilschepen aan. Sommige voeren voorbij naar de Boompjes, waar het kantoor van de slavenhandelsfirma Coopstad & Rochussen stond. Initiatiefneemster Peggy Wijntuin en Minister Plasterk benadrukken de noodzaak van het monument voor het gezamenlijk optrekken van de verschillende groepen in de Rotterdamse samenleving. Vertegenwoordigers van alle leeftijds- en alle bevolkingsgroepen van Rotterdam komen aan het woord.

Docent uit het voortgezet onderwijs Shery Apostel is een van de vele sprekers. ‘Het feit dat wij driehonderd jaar lang geknecht zijn geweest door de witte man, is niet alleen mensonterend voor de ‘tot slaaf gemaakten’, maar geeft ook aan dat de moraliteit in die tijd in de Westerse beschaving ver te zoeken was. Het is jammer dat de ex-kolonisator na 150 jaar zich nog altijd niet verontschuldigd heeft en de lippen stijf op elkaar houdt.’ Een Marokkaanse jongen vertelt dat voor hem het begrip ‘slavernij’ eigenlijk tot nu toe geen betekenis had, ook al is hij Afrikaan. Na het Surinaams volkslied glijdt het doek van het beeld van kunstenaar Alex da Siva.

Kinderen van slavenhouders
‘Die Marokkaanse jongen weet waarschijnlijk niet dat de Arabieren al even grote slavenhandelaren waren als de handelaren uit het Westen’, vertelt voorzitter Carlos Gonçalves van het dagelijks bestuur in Delfshaven mij een paar weken later op zijn werkkamer. ’En hij heeft zich kennelijk nog nooit afgevraagd waar die donkere mensen in Marokko vandaan komen. Wij Kaapverdianen zijn de nazaten van kinderen, geboren uit relaties van slavenhouders en slaven. Kaapverdianen zijn zelf nooit slaven geweest, want deze kinderen werden niet verkocht.’ Dat verklaart de andere houding van Kaapverdianen tegen over de slavernij. Zo is er geen nationale feestdag die verwijst naar
de afschaffing van de slavernij. Hun bevrijding kwam pas in 1975 toen de dictatuur in Portugal instortte. Rotterdam was tot dat jaar een uitwijkhaven voor het verzet, wat de omvang van meer dan twintig duizend Kaapverdianen verklaart. ‘De geschiedenis van de slavernij is verschrikkelijk. Tegelijkertijd heeft het ons voorgebracht. Kaapverdianen zijn net als
Caraïbanen en Surinamers vaak een mix met een sterke cultuur’, legt Carlos uit.

Omdat cultuuruitingen als muziek en dans verboden waren in de tijd van de Portugese overheersers, werden ze de uitingen van het verzet. Ze bepalen nog steeds onze identiteit! Daarmee konden wij ons zelf definiëren als volk. ‘Het monument betekent voor mij een gedeeld verleden en een gedeelde toekomst’.

Op 1 juli was ik op de Mullerpier met een klein gemengd gezelschap van twintig mensen en toen werd de Keti Koti ceremonie gevierd. Keti Koti betekent ‘gebroken ketenen’. Dat gaan we zeker de komende jaren verder uitbouwen.’

Gedeeld verleden
‘De Surinaams gemeenschap gaf mij enkele jaren geleden een erefunctie rond Keti Koti en dat wilde ik inhoud geven’, vertelt Peggy Wijntuin als we op een muurtje plaats nemen met uitzicht op het beeld. Drie en een half jaar geleden verzamelde zij rond de drieduizend handtekeningen als steun voor een aandenken. De toenmalige Wethouder van Cultuur gaf daarop het fiat om verdere stappen te zetten. ‘Heb je het beeld wel goed bekeken?’ vraagt ze. ‘Het zijn vier dansende figuren op muzieknoten. Drie figuren zijn geketend en een staat los’.

Voor Peggy staat de ontketening symbool voor de vrijheid en de toekomst van alle Rotterdammers. ‘Ik persoonlijk’, benadrukt ze, ‘vindt de erkenning van een gedeeld verleden belangrijk. Het is kwetsend als mensen dat ontkennen. Haar moeder is opgevoed door haar grootmoeder, die de vrijheid kreeg toen de slavernij werd afgeschaft. ‘Het woord excuus is voor mij van minder belang, maar stop ons verleden niet weg. Ik vind dat er in het onderwijs meer gepraat moet worden over het slavernijverleden’.

Er zijn nu initiatieven om hier iedere 1 juli Keti Koti te vieren, zo houden we de discussie over het moeilijke onderwerp gaande. ‘Wandel nog even mee, zegt ze, laten we nog even naar de tekst kijken voor op het beeld. ‘Het lichaam dat slaaf is vertrekt, de ziel die vrij is vertrekt’. Kijk zegt ze:’ Slavernij tegen over vrijheid, daar gaat het om’.

Eigen ruimte
Als Peggy afscheid neemt, blijf ik nog even zitten bij het monument. Kijkend over het water denk ik terug aan de twee jongens van het dorp JanJan-Bureh aan de Gambia rivier. In hoeverre begrijpen jonge mensen die hier langslopen de betekenis van het monument? vraag ik mij af. Er is geen enkele vorm van uitleg over ons slavernijverleden.

Daarom zal het beeld vooral grote waarde hebben voor de nazaten van de slavernij uit Rotterdam. Zo claimen zij hun eigen ruimte voor hun eigen viering van Keti Koti. De gemeenschap zal de ceremonie zeker hier laten plaats vinden.

Voor de erkenning van een gedeeld verleden en een gedeelde toekomst is echter meer nodig. Ik mis mijn twee trotse Gambianen met hun uitleg.

Bron:
PUNTKOMMA
kunst en Cultuur in Rotterdam

www.puntkomma.org
http://www.puntkomma.org/de-toekomst-van-ons-slavernijverleden/

RTV Rijnmond: 150 jaar Keti Koti | RTV Rijnmond

Rotterdam vierde in 2013 de 150ste editie van Keti Koti. In het Wijkpark Oude Westen en op het Tiendplein aan de West-Kruiskade kwamen voornamelijk mensen met een Surinaamse en Antilliaanse achtergrond samen. RTV Rijnmond maakte een compilatie.

President Fonseca bij slavernijmonument

ROTTERDAM | Koud. Dat was gisterochtend de eerste indruk die de Kaapverdische president Jorge Carlos Fonseca kreeg van Rotterdam. De hoogste baas van de zonovergoten eilandengroep bracht een bezoek aan het sla- vernijmonument dat prijkt op de Lloydpier in Delfshaven.  Lees meer

Yvonne Keunen (Bron: AD 15-6-2013): Slavernijverleden van Rotterdam in staal gevat

ROTTERDAM. Eén op de zes Rotterdammers is nazaat van slaven. De haven- stad speelde eeuwen- lang een grote rol in de mensenhandel voor de plantages overzee. Toch krijgt Rotterdam pas 150 jaar na de afschaffing van de slavernij een eigen bezinningsplek. Morgen wordt een levensgroot monument onthuld aan de Nieuwe Maas, de rivier waarop veel slaventochten begonnen. Lees meer

Brochure: Rotterdam en de slavernij

Over de betrokkenheid van de stad Rotterdam bij de slavenhandel

Een korte inleiding, gebaseerd op diverse historische bronnen, over de rol van Rotterdam en de slavenhandel. Met literatuurverwijzingen.

René Spork, Arie van der Schoor, Wim Reijnierse (red.)

De brochure  Rotterdam & de slavernij is te downloaden door hier te klikken
brochure rotterdam en de slavernij

 

 

Verslag: Keti Koti Lounge 29 juni 2012

Keti_Koti_Lounge_29-06-2012-667x375Het was aangenaam vertoeven én warm tijdens de eerste Keti Koti Lounge die afgelopen vrijdag werd georganiseerd door de Stichting Gedeeld Verleden Gezamenlijke Toekomst.

Onder de bezielende leiding van moderator Imro de Randamie werd stilgestaan bij het verleden het heden en de toekomst van Keti Koti.

Initiatiefnemer van het eerste uur Harlow Brammerloo ging uitgebreid in op het ontstaan van de initatiefgroep, zo’n driekwart jaar geleden, om Keti Koti ‘nieuwe stijl’ van de grond te trekken en de stappen die daar inmiddels in zijn gezet.

Vervolgens hield historicus Frank Drachenstein een indringende verhandeling over afspraken en verwachtingen bij de afschaffing van de slavernij in 1863 en 10 jaar staatstoezicht.

Peggy Wijntuin, raadslid in Rotterdam nam ons mee met de ontwikkelingen rondom het ontwerp van het monument dat in 2013 op een plek in Rotterdam West geplaatst en onthuld zal worden. En passant introduceerde zij nog de jonge kunstenaar Charl Landvreugd en Denise Zending, zij werkt aan een reizende tentoonstelling over de afschaffing van de slavernij.

Tijdens de bijeenkomst werd ook het kersverse bestuur van de stichting in oprichting gepresenteerd. Allereerst Kenneth Robinson, ook een van de initiatiefnemers, die de rol van voorzitter op zich neemt en zijn beide andere mede bestuurders introduceerde, Lionel Martijn en Kees van Pelt, beide oud-bestuurders van Rotterdamse Deelgemeenten. Kenneth deed ook de oproep aan de ongeveer 50 aanwezigen om vrijwilligers aan te dragen aan het bestuur om ze bij te staan bij het organiseren van alle beoogde evenementen in het kader van de herdenking van 150 jaar Afschaffing Slavernij in 2013 en verder.

Als laatste gaf Lloyd Muskiet, stedebouwkundig ontwerper, een impressie van wat de relatie cultuur en architectuur aan inspiratie kan opleveren voor een programma en gebouw. Het resultaat is geworden een Transnationaalinstituut voor Suriname op het fort Zeelandia terrein.

Het is een geslaagde avond geworden met goede sprekers, lekkere hapjes, mooie muziek en vooral het gezellige en leerzame samen zijn en mede mogelijk gemaakt door een bijdrage van het Surinaams Inspraak Orgaan.

Het ligt in de bedoeling van het bestuur om Keti Koti Lounge tot een regelmatig terugkerend onderdeel van Stichting Gedeeld Verleden Gezamenlijke Toekomst te laten worden.

Kees van Pelt, secretaris

Sanne van der Most: Hoe diep zit de pijn

Sanne van der Most, Hoe diep zit de pijn, Wat heeft 150 jaar afschaffing van de slavernij ons gebracht?
Trichis, Rotterdam, juni 2013, ISBN 978-94-90608-705

Lees meer